Romeins DNA in je lijf
Aankomst in West-Europa en de Benelux
Naast de genealogie verhuizingen (laatste 500 jaar) kan onderstaande model de huidige Y-DNA verdeling in West-Europa vrijwel volledig verklaren. Vooralsnog lijken er geen aanvullende
migratiestromen nodig te zijn. Deze zullen er waarschijnlijk wel zijn, maar percentueel zijn ze zo klein dat ze nog niet aangetoond zijn.
- De mannelijke lijn voorouders uit de lijnen van haplogroup I2-M223 waren mogelijk in Europa voor de komst van landbouw (8000 jaar geleden). Het is ook mogelijk dat deze lijn in Europa kwam als onderdeel van de komst van de landbouwers uit Anatolië.
- Vroege langbouwers uit Anatolië kwamen met haplogroepen G2a-L497. Ook een G-L91-tak hoorde tot deze groep.
- De R1b-L151 is de grootste haplogroep in West-Europa. Zij kwamen rond 5000 jaar geleden
uit de
Zuid-Russische steppe en waren verwant aan de Yamnaya. Zij brachten de Indo-Europese talen. Ook de haplogroep R1a-Z283 kwam in
deze periode naar Europa. De I1-lijn heeft geen zijtakken tussen 14000-5000 ybp. Het is mogelijk dat deze lijn in
Europa was, toen de steppen-bewoners kwamen, maar het is ook mogelijk dat ze uit de Steppe kwamen of ergens aansloten.
- In de Romeinse tijd kwam een variatie aan haplogroepen uit het Midden-Oosten en de Middenlandse zee naar West-Europa. Deze
site geeft aan dat dit voor een groot deel van de haplogroepen geldt, die in kleine
percentages aanwezig zijn, en waar geen genealogie herkomst uit een ander gebied bekend is. Dit geldt voor E, H, J1, J2, L, T en
de overige I2, G, R1a en R1b. Mogelijk waren ook enkele R1b-U152 bij de Romeinse soldaten. Deze zijn tot nu toe niet herkend, maar
gezien de samenstelling van de Romeinse saldaten is dat wel waarschijnlijk.
- Angelen en Saksen verhuisden rond 400-500 uit Noord-Duitsland naar Noord-Nederland en Groot-Brittanië (o.a. haplogroup I1 en R-U106)
- Noormannen die vanuit Scandinivië aanvallen uitvoeren op steden in West-Europa. Deze zijn niet altijd helder
te onderscheiden van de vorige groep.
- Komst van Ashkenazi en Sephardische Joden naar West-Europa; de endogamie was sterk.
- Migratie van Fransen naar Groot-Brittanië in de period na Willem de Veroveraar (zie b.v. WTC001). Slechts in
een klein aantal gevallen zijn deze te herkennen.
- Spreiding van Slaven, waarvan een klein percentage uiteindelijk ook in West-Europa zich mengt. In Oost-Europa
zien we een aantal Y-DNA lijnen met grote percentuele groei in deze periode. Dit geldt voor een aantal lijnen uit
R1a groepen, en enkele lijnen uit de Balkan (I2, E-V13, J2b-L283).
- Komst van zigeuners (met een hoog percentage haplogroup H uit India, zie b.v. https://doi.org/10.1038/ejhg.2015.201).
Deze groep had vaak geen stabiele woonplaats, en de endogamie was sterk.
- Een enkele migrant uit de Oostzee (zie op de 1e pagina, in dit geval haplogroup N)
- Aan het eind van de middeleeuwen komen ook migraties van individuën, bijvoorbeeld
vakspecialisten uit Italië steeds vaker voor. Veel Duitse migranten komen naar Holland, zie vijfeeuwenmigratie.nl.
Vaak zijn van deze voorbeelden DNA-eigenschappen in lijn met de genealogie.
- Religieuze migraties, zoals Hugenoten, die uit Frankrijk vertrekken (zie onderzoek Larmuseau)
en Mennonieten die West-Europa verlaten. De haplogroep distributie komt overeen met West-Europa, waar zij vandaan komen.